Hetgeen de kunststroming kubisme zo typeert, is het gebruik van versimpelde en sterk vereenvoudigde vormen, zoals kubussen, bollen en kegels. Kubisten vervaardigden hun werk op zo’n manier, alsof de natuur slechts bestond uit deze drie vormen. Alles werd dan ook uit deze vormen opgebouwd.
Hoe je iets aanschouwt, hangt uiteindelijk af vanuit welk standpunt je het bekijkt. Zo kan een stoel vanuit diverse hoeken worden bekeken, waarbij elk standpunt een eigen beeld weergeeft. In het kubisme wordt gebruik gemaakt van deze verschuivende standpunten, iets wat dan ook getracht wordt te verwerken in de schilderijen. Alle bestaande vormen worden afgevlakt en het driedimensionale effect wordt verwijderd. Vervolgens worden deze vormen herhaaldelijk weergegeven en vermenigvuldigd.
Ook de versimpeling van kleur is typerend voor het kubisme. Er werden doorgaans geen felle kleuren gebruikt, enkel bruine en grijsachtige tinten. Pas in een later stadium van het kubisme werd kleur wel weer belangrijk. Datgene in het schilderij dat wit bleef, werd de restvorm genoemd. De kubussen, kegels en bollen waren daarmee de hoofdvorm. Deze restvorm was echter ook zeer belangrijk voor de uiteindelijke beeldvorming.
Als inspiratiebron werden hoofdzakelijk mensen, stillevens en landschappen gebruikt. Met een beetje fantasie zijn deze onderwerpen dan ook nog steeds terug te halen in de kubistische kunstwerken.